

Waarom outcross?
Alle Saarlooswolfhonden zijn enorm aan elkaar verwant. Door die hoge verwantschap neemt de genetische diversiteit in de populatie af, waardoor inteeltproblemen kunnen ontstaan zoals afname van de vruchtbaarheid, weinig dekdrift, kleine nesten, weeënzwakte, doodgeboorte en erfelijke afwijkingen bij de pups.
In een outcrossprogramma worden raszuivere honden gekruist met een ander ras of met aangekeurde honden, de zogenaamde lookalikes.
Hierdoor wordt een populatie verrijkt met 'nieuw bloed' en neemt de genetische variëteit in één keer flink toe.
Uiteraard test je de beide ouderdieren op de erfelijke en daarmee rasspecifieke afwijkingen, en worden beide ouderdieren uitgebreid op hun gezondheid getest.
Puppen die hieruit worden geboren krijgen een mix van de genen van de moederhond én de vaderhond. Men moet hierbij dus wel rekening houden met de ouderdieren en daarmee de verschillende rassen.
Zo’n eerste generatie (F1 generatie) outcross is dus een stuk minder voorspelbaar, want de ene pup zal meer op de vaderhond lijken, terwijl de andere pup meer het karakter van de moederhond geërfd heeft.
Outcross stopt niet bij het fokken van één generatie. Het idee is om de pups te selecteren die het meest overeenkomen met het gewenste ras (zowel uiterlijk als karakter) die genetisch goed/divers materiaal zullen inbrengen. De geselecteerde pups kunnen weer ingezet worden in het terug kruisen met een hond die wél voldoet aan de raskenmerken. De kans dat hun nakomelingen weer meer op een rashond zullen lijken is dan al weer een stuk groter. Je spreekt dan over een F2 generatie. Op die manier kun je er voor zorgen dat de genendiversiteit binnen de rashondenpopulatie groot blijft, maar behoud je daarbij toch een stukje voorspelbaarheid omdat je specifiek op raskenmerken aan het selecteren bent.
Outcross heeft veel voordelen. Door de verwantschap terug te dringen, neemt de inteelt drastisch af. De vitaliteit en de lichamelijke weerstand nemen toe, evenals de vruchtbaarheid en de genetische variatie. Hierdoor worden tevens erfelijke afwijkingen teruggedrongen. Slechts een klein deel ‘vreemd bloed’ is daarvoor nodig.
*Toen de AVLS in 2007 van start ging, bracht een commissie de gezondheid van de Saarlooswolfhond in kaart. Er waren grote zorgen. De vitaliteit liep terug. Hoewel het ras over het algemeen redelijk gezond was, waren er erfelijke afwijkingen als degeneratieve myelopathie (verlamming van de achterhand) en dwerggroei. Door de verhoogde inteelt was er meer kans op kankers en andere ziekten. Een door inteelt verzwakt immuunsysteem kan niet adequaat reageren op binnendringende virussen en bacteriën. De vruchtbaarheid van de honden kwam ook in gevaar als de inteelt nog verder zou stijgen. Het eerste overleg met de Raad van Beheer vond plaats in 2010.*